Ik had medelijden met een dakloze man en gaf hem een warme kom soep, maar een week later had ik enorm veel spijt van mijn goede daad. 😨😢
Ongeveer twee weken geleden, onderweg naar mijn werk, zag ik hem voor het eerst. Een man van rond de dertig, op het eerste gezicht heel normaal — nette, al wat versleten kleren, een ongeschoren gezicht, een lege blik. Ik besteedde er toen niet veel aandacht aan. Maar toen mijn shift in de bar erop zat en ik naar buiten ging om te bellen, stond hij daar nog steeds.
De wind was al guur en de kou kroop tot in mijn botten. En hij probeerde niet eens om ergens beschutting te zoeken. Ik hield het niet meer en liep naar hem toe.
— Goedenavond… gaat het goed? Kan ik u helpen? Zal ik iemand bellen? vroeg ik, en op dat moment rook ik een scherpe geur waardoor ik achteruit deinsde.
Hij keek me een beetje schuldbewust aan:
— Nee, dank u… Ik sta hier omdat er geen wind is. Stoor ik?
— Nee, u stoort niet… Maar staat u hier al sinds vanmorgen?
— Bijna. Ik ben een paar keer een winkel binnengelopen, gewoon om even op te warmen.
— Heeft u iets kunnen eten?
— Ik heb brood gekocht… daar knabbel ik langzaam aan.
— Waarom… waarom bent u niet thuis? vroeg ik uiteindelijk.
Hij liet zijn ogen zakken:
— Er is geen thuis.
Ik slikte moeizaam en probeerde mijn medelijden te onderdrukken.
— Wacht hier even.
Ik ging naar binnen en haalde warm eten voor hem met mijn personeelskorting. Ik liet hem op het terras zitten, tenminste een dak boven zijn hoofd. Hij at zwijgend, zonder zijn ogen echt op te tillen. Toen ik later naar buiten kwam om te sluiten, was hij al weg.
Op dat moment had ik nooit kunnen bedenken dat ik kort daarna zoveel spijt zou krijgen van die goede daad. Vervolg in de eerste reactie 👇👇
De volgende dag kwam die dakloze man weer. En de dag daarna opnieuw. En nog eens. Hij ging op dezelfde plek zitten en wachtte. En ik voelde me ineens verplicht hem weer te voeden. Elke keer. Dat ging bijna een week zo door.
Ik kon niet meer. Ik had zelf niet genoeg geld om iemand eindeloos eten te geven. Bovendien klaagden gasten over zijn sterke geur, en de leiding wilde me bijna ontslaan. Maar hoe moest ik tegen een wanhopig mens zeggen dat hij hier niet welkom was?
Uiteindelijk verzamelde ik al mijn moed en vond een opvang voor hem. Daar zouden ze hem opnemen en te eten geven.
Nu is hij daar, onder een dak, met een warm bed en eten. Maar toch blijf ik twijfelen: deed ik er goed aan hem daarheen te brengen en niet meer zelf te helpen?
Ik voel me zo gebroken en weet niet hoe ik hiermee moet leven.









