Een oudere vrouw was paddenstoelen aan het plukken in het bos en viel per ongeluk in een enorme kuil: ze probeerde wanhopig eruit te klimmen, totdat ze iets angstaanjagends in de aarde zag 😨🫣
Het pensioen van de vrouw was klein, en om niet van honger te sterven had ze een manier bedacht om een beetje geld te verdienen — elke ochtend ging ze het bos in om paddenstoelen te plukken, bracht een paar emmers vol naar huis, verkocht een deel op de markt en droogde of bakte de rest voor zichzelf.
Die dag was het warm en zonnig, en na de regen leek er een overvloed aan paddenstoelen te zijn. De vrouw liep over het vertrouwde pad, naar de plekken die haar overleden man haar ooit had laten zien. De mand vulde zich snel met stevige eekhoorntjesbrood, en haar hart voelde lichter. De geur van vochtig mos, het gezang van vogels — alles herinnerde haar aan haar jeugd.
Verzonken in haar gedachten liep ze dieper het bos in, onder een oude, brede spar, waar ze een enorme witte paddenstoel zag. Ze zette een stap naar voren, maar plotseling zakte de grond onder haar voeten weg — er klonk een gekraak, en de vrouw viel naar beneden. De val was kort maar heftig — de klap op de natte grond sloeg de adem uit haar longen.
Ze bevond zich in een diepe kuil, waarvan de wanden langzaam instortten door de losse aarde. Ze probeerde te schreeuwen, maar haar stem verdween in de stilte van het bos.
Ze probeerde omhoog te klimmen — maar de wanden waren glad, en elke keer dat ze een wortel of een pluk gras vastgreep, brak die af in haar handen. Toen zag ze iets vreselijks in de natte aarde en gilde van angst 😲😱
👉 Vervolg in de eerste reactie 👇👇
Misschien waren er tien minuten verstreken toen ze merkte dat één kant van de kuil er anders uitzag — de aarde daar was donkerder, compacter, alsof die was aangestampt.
De vrouw kroop dichterbij en zag plotseling iets wits in de grond. Eerst dacht ze dat het een steen was. Ze streek er met haar vinger over en trok geschrokken haar hand terug: het was een bot. Een menselijk bot.
Haar hart begon wild te bonzen. Met bevende handen begon ze de aarde weg te schuiven — en onder de vochtige laag verscheen een gezicht. Een mannelijk gezicht, doodsbleek, met ingezonken oogkassen.
Het haar was bijna vergaan, maar de kraag van het hemd en een verroeste knoop waren nog zichtbaar — bekend, vertrouwd.
De vrouw gilde en deinsde achteruit. Het was het gezicht van haar buurman — de man die een jaar geleden was verdwenen. Het hele dorp had naar hem gezocht, maar hij werd nooit gevonden. Men zei toen dat hij naar de stad was vertrokken en zijn vrouw had achtergelaten.
Nu begreep ze — hij was al die tijd hier geweest, onder de grond. En de kuil waarin ze was gevallen was ontstaan omdat de aarde boven het lichaam na verloop van tijd was ingezakt.
De vrouw bleef verstijfd staan, niet in staat te schreeuwen of te bewegen. Het bos om haar heen was angstaanjagend stil geworden. 🌲









